
Schrijver: P. Biegel
Titel: Het eiland daarginds
Jaar uitgave: 1989
Uitgever: ??
ISBN: ??
Korte samenvatting:
Kees, de hoofdpersoon, heeft vanuit de vuurtoren van zijn vader een 'eiland' gezien. Om zich
te bewijzen besluit hij er naar toe te gaan en beleeft er veel rare avonturen.
Het verhaal:
Het verhaal is een novelle. De tijd waarop het zich afspeelt is onbekend dus er wordt
gesuggereerd dat het zich nu afspeelt. Meestal leren we de personen alleen kennen door hun
daden maar Miertje en Kees leren we kennen door hun daden, door wat ze zeggen én door de
omschrijvingen die de schrijver ons geeft. Waarschijnlijk verlopen er in het boek ongeveer twee
à drie dagen omdat er wordt verteld over de volgende dag ‘s morgens, de volgende dag ‘s
nachts en de daar op volgende dag ‘s morgens. De bedoeling van het verhaal is volgens mij
alleen het amuseren van de lezer.
Personages:
Hoofdpersonen:
1. Kees (Hoog Keesje): Jongen, zoon van een vuurtorenwachter, speelt de hoofdrol in de
eerste persoon, komt aan op het 'eiland daarginds', hij maakt kennis met Tedje, Mirjam en
de andere mensen op het eiland die niet goed weten wat ze met hem moeten doen. Hij
wordt gered door Miertje, zijn zusje.
2. Miertje: zusje van Kees, ze is nieuwsgierig, vastberaden en alles gelovend. Zij komt Kees
achterna om hem terug naar huis te brengen, wat haar niet helemaal lukt.
3. Mirjam en Tedje: inwoners van het eiland, werden afgeleerd op de afleerschool en daar
ontmoeten en leren ze Kees en Miertje kennen. Zij helpen hen om te ontvluchten maar
vluchten zelf met de sloep van Kees en Miertje van het eiland. Ze komen nooit meer terug.
Bijpersonen
1. Andere bewoners van het eiland: nadat ze alles afgeleerd hadden, werden ze verwerkt tot
andere 'nuttige' produkten en dat is dan ook hun levensdoel. Ze weten geen raad met
'rare' gevallen zoals Kees en Miertje. De vrouwen en meisjes zijn van porselein en breken
in duizend stukken als ze vallen. De mannen en jongens zijn van ijzer en kunnen vastroesten.
2. Bewoners van het vaste land: gewone mensen van vlees en bloed, waaronder de vader en
moeder van Kees.
Samenvatting:
Het hele verhaal begint op het vaste land waar Kees, Miertje, zijn vader en moeder en de
anderen wonen. Om preciezer te zijn begint het verhaal in de vuurtoren van de vader van Kees.
Kees die boven op de vuurtoren is geklommen ziet door de grote verrekijker van zijn vader in
de verte een eiland liggen: het eiland daarginds. Hij vertelt erover aan zijn zusje, die het meteen
gelooft. Ook vertelt Kees het aan de grote jongens van het vaste land, die Kees negeren. En
om te bewijzen dat zijn eiland echt bestaat, besluit hij om er heen te varen met een sloep die hij
van iemand steelt. Na lang roeien komt hij aan en wordt daar gepakt door Blokker, een
lijfwacht van de hoofdvrouw en hoofdman, en hij wordt doorgestuurd naar de afleerschool. Hij
komt in de klas van juffrouw Katrien: groep zes. Hij wordt daar geconfronteerd met de
gruwelijkheden van de afleerschool. Hij heeft vrienden gemaakt met Tedje en Mirjam en als
Tedje in gevaar komt probeert hij hem te redden, op zijn beurt wordt hij weer gered door
Mirjam. Ze vluchten en komen in een bar terecht waar ze Truus ontmoeten. Als ze verder
proberen weg te komen worden ze weer gepakt. Ze worden voorgeleid aan de rechtbank.
Tedje en Mirjam worden veroordeeld tot smelten en Kees wordt na nadere behandeling
veroordeeld tot verwerking in de fabriek tot lampekap. In die tijd komt Miertje achter Kees
aan om hem weer naar huis te halen en beleeft ongeveer hetzelfde als Kees. Ook zij belandt in
groep zes van juffrouw Katrien en haalt daar kattekwaad uit zonder op de anderen te letten en
redt daarbij ook de aangekomen voor versmelting (Tedje en Mirjam). Ze vluchten weer maar
door een val van Miertje raken ze mekaar kwijt. Tedje en Mirjam vluchten naar de sloep en
varen weg; ze komen nooit meer terug. Miertje wordt ook gepakt en tot hetzelfde veroordeeld
als Kees. Na haar aankomst redt ze Kees van de dood en ze vluchten weer de fabriek uit.
Tijdens hun vlucht worden ze achtervolgd door de halve bevolking van het eiland en bij
aankomst op het strand zien ze geen sloep, van vermoeidheid struikelen ze en komen weer
terug in de normale wereld waar ze worden gered door hun vader die zijn kinderen op zee zat
te zoeken.
Over de schrijver'
Paul Biegel, geboren in Bussum op 25 maart 1925. Hij heeft een omvangrijk oeuvre omdat hij
lange verhalen schrijft. De meest voorkomende motieven zijn: dromen. Humor, spanning en
menselijke emoties spelen daarin steeds een grote rol. Zijn eerste succes was 'Het
sleutelkruid', dat in 1965 bekroond werd met de prijs voor het beste kinderboek van de
CPNB. Een Gouden Griffel ging naar 'De kleine kapitein' uit 1971. Voor 'De twaalf Rovers'
ontving hij in 1972 de Ninke van Hichtumprijs en in 1973 voor zijn hele oeuvre de Staatsprijs
voor Kinder- en Jeugdliteratuur. 'De rode prinses' kreeg in 1988 een Zilveren Griffel. Andere
werken zijn o.a.: 'Reinaart de Vos', 'De tuinen van Dorr', 'Haas voorjaar' en 'De zwarte
weduwe'.
Biegels boeken zijn veelvuldig vertaald, o.a. in het Engels.